Ga naar de mieren en word wijs

Vandaag wilden we er even uit. Het verveelt soms best om de hele week binnen te zitten. Als je hier een dagje weg wilt, is dat gauw naar een natuurpark met een entreepoortje. De meeste van die parken zijn nu dicht in verband met het coronavirus. Dus hadden we iets anders bedacht: we gaan naar de bergen aan de rand van de stad. Daar kun je prachtig uitkijken over de stad. Als je daar aankomt, moet je het laatste stuk lopen, want dat is onbegaanbaar voor onze auto. Dus langs het laatste stukje asfalt hadden we de auto geparkeerd. We liepen een paar honderd meter bergopwaarts, toen begon het flink te regenen. We liepen terug naar de auto, maar na een banaantje wachten, leek het er niet op, dat het weer gauw zou omslaan. We besloten maar om terug te keren.
Om de teleurstelling voor de kinderen wat kleiner te maken, besloten we maar even wat lekkers te eten af te halen. Claudia belde, over 20 minuten zou het eten klaar zijn. Ik reed er naar toe, maar het eten was nog niet klaar. Meestal is dat zo’n moment om eens te gaan kijken of er nog nieuwe WhatsApps zijn binnengekomen, maar deze keer lag de telefoon aan de oplader. Al gauw viel mijn oog op een flinke rij mieren. “Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs.” (Spreuken 6:6 NBV). Eens kijken wat er te zien valt. De mieren die ik hier bekeek, zijn een stuk groter dan die in Nederland. En inderdaad, uiterst ijverig. Met zijn allen kunnen ze in korte tijd een hele boom kaal maken. De blaadjes worden in stukjes gebeten en die stukjes worden één voor één naar het nest gebracht. Blaadjes zeg ik, maar in verhouding zijn het enorme dingen. In menselijke verhoudingen is een surfzeil er niets bij.
IJverig zijn ze absoluut. En sterk ook. Maar samenwerken lijkt niet hun sterkste kant. De mieren op de heen- en terugweg pakken precies dezelfde route. Zo precies, dat de mieren met lege handen telkens tegen de lastdragers aanlopen. Die worden dan telkens even opgehouden. Zitten ze elkaar domweg in de weg, of moedigen ze elkaar onderweg aan met een high five? Opvallend is ook het enorme tempo waarop de meesten met hun blaadje slepen. De één nog sneller dan de ander.
Opeens valt mijn oog op een miertje die minder hard loopt. Het blaadje dat hij draagt, is helemaal verlept, niet zo groen als dat van de rest. En zo verlept loopt hij ook. Slepend, zo af en toe even stilstaand om op adem te komen. Eén van de mieren op de heenweg loopt tegen hem aan en blijft stilstaan. Ik hoop even dat hij de ander helpt en dat ze samen het dorre blad naar het nest brengen. Maar nee, helaas... Wat zouden ze hebben uitgewisseld, toen ze daar samen stilstonden? Hoe stom je kunt zijn om zo’n droog blad mee te nemen? Of welke draagtechnieken je beter kunt toepassen? Of een preek om te zeggen dat je wel een beetje de trots van de mierenfamilie moet hooghouden (onze ijver staat tenslotte zelfs in de Bijbel)?
Mieren, misschien zijn het wel net mensen…
Om de teleurstelling voor de kinderen wat kleiner te maken, besloten we maar even wat lekkers te eten af te halen. Claudia belde, over 20 minuten zou het eten klaar zijn. Ik reed er naar toe, maar het eten was nog niet klaar. Meestal is dat zo’n moment om eens te gaan kijken of er nog nieuwe WhatsApps zijn binnengekomen, maar deze keer lag de telefoon aan de oplader. Al gauw viel mijn oog op een flinke rij mieren. “Ga naar de mieren, luiaard, kijk hoe ze werken en word wijs.” (Spreuken 6:6 NBV). Eens kijken wat er te zien valt. De mieren die ik hier bekeek, zijn een stuk groter dan die in Nederland. En inderdaad, uiterst ijverig. Met zijn allen kunnen ze in korte tijd een hele boom kaal maken. De blaadjes worden in stukjes gebeten en die stukjes worden één voor één naar het nest gebracht. Blaadjes zeg ik, maar in verhouding zijn het enorme dingen. In menselijke verhoudingen is een surfzeil er niets bij.
IJverig zijn ze absoluut. En sterk ook. Maar samenwerken lijkt niet hun sterkste kant. De mieren op de heen- en terugweg pakken precies dezelfde route. Zo precies, dat de mieren met lege handen telkens tegen de lastdragers aanlopen. Die worden dan telkens even opgehouden. Zitten ze elkaar domweg in de weg, of moedigen ze elkaar onderweg aan met een high five? Opvallend is ook het enorme tempo waarop de meesten met hun blaadje slepen. De één nog sneller dan de ander.
Opeens valt mijn oog op een miertje die minder hard loopt. Het blaadje dat hij draagt, is helemaal verlept, niet zo groen als dat van de rest. En zo verlept loopt hij ook. Slepend, zo af en toe even stilstaand om op adem te komen. Eén van de mieren op de heenweg loopt tegen hem aan en blijft stilstaan. Ik hoop even dat hij de ander helpt en dat ze samen het dorre blad naar het nest brengen. Maar nee, helaas... Wat zouden ze hebben uitgewisseld, toen ze daar samen stilstonden? Hoe stom je kunt zijn om zo’n droog blad mee te nemen? Of welke draagtechnieken je beter kunt toepassen? Of een preek om te zeggen dat je wel een beetje de trots van de mierenfamilie moet hooghouden (onze ijver staat tenslotte zelfs in de Bijbel)?
Mieren, misschien zijn het wel net mensen…
Reageer op dit artikel