Gijsbert en Jenneke Wolvers
Een onverwacht getuigenis

Al verscheidene keren ben ik in Tirana geweest, zelfs er dichtbij overnacht, maar de grote rooms-katholieke kathedraal was ik altijd voorbijgelopen. Wel ben ik al drie keer in de Grieks-orthodoxe kathedraal geweest, met zijn indrukwekkende schildering van Jezus als wereldheerser op het platfond en vier episoden uit het leven van onze Verlosser op de vier zuilen.
Dit keer gaan we wel het rooms-katholieke bedehuis in. In vergelijking met de barokke katholieke kerken in Nederland en Italië lijkt het maar een kale bedoening. Toegegeven, in het communistische tijdperk bleven weinig rooms-katholieke godshuizen staan. Dictator Enver Hoxha had met name een hekel aan dit geloof, dat hem herinnerde aan de Italianen die in 1939 zijn land bezetten. Na de doopkapel valt de afbeelding van moeder Theresa, gemaakt van (mossel)schelpen op. En een afbeelding van een aantal van de vele katholieke geestelijken die de smorende dictatuur niet overleefden.
Inmiddels zijn vrouw- en zoonlief in gesprek geraakt met een vertegenwoordiger van de parochie. Spreekt de schriele gestalte nu Duits? Dichterbij gekomen blijkt het Vlaams te zijn. Priester Koenraad van Herschaver, zeker midden 70, is blij zijn moederstaal te kunnen spreken.
Roeping naar Albanië
Maar wát een verhaal heeft hij! Geroepen als priester vertrok hij in 1969 naar West-Duitsland, waar hij tal van parochies diende. In 1992 voelde hij een roeping om naar Albanië te gaan na de val van de communistische dictatuur in 1990. “Albanië had priesters nodig! Er waren er nog maar twee of drie over!”
Priester Koenraad vertrok naar het dorpje Shtyllas in midden-Albanië, samen met een Italiaanse zuster. “Dit dorp was een strafkolonie van de regering. Zeker honderd gezinnen woonden er in krotten, de wegen waren modderig en de mensen hadden geen schoenen aan de voeten.”
Zeker in de chaotische tijd na de val van het communisme, bekommerde zich niemand om deze gestraften. “Baby’s stierven drie dagen na de geboorte. De moeders konden hun kinderen niet meer voeden doordat ze zelf zo uitgemergeld waren. Dus toen ik vroeg wat er nodig was, klonk het: ‘Babymelk!’”

Koenraad
van Herschaver (l) met Bart en Jenneke Wolvers (r)

Van Kerschaver boorde zijn connecties in België, Duitsland en Nederland aan. “Mensen schelden weleens op Europa, maar Europa heeft enorm geholpen. Vooral particulieren, maar ook organisaties als het Rode Kruis. Ik organiseerde dat er trucks kwamen met bussen babymelk en flessen water.”
West-Europa gaf goed: “Levensmiddelen, geld, kledij en meubels. Die schonken we alleen aan mensen die we kenden. Mensen die wij niet kenden, konden het soms de volgende dag al op de markt verkopen.”
Moe van werken
Na de zorg voor de eerste levensbehoeften was het de beurt aan de behuizing. “Jullie moeten huizen gaan bouwen”, zei hij tegen de mannen. “Wij kunnen niet werken, want dan worden we moe.’ ‘Logisch dat je moe wordt van werken’, antwoordde ik. ‘Dat hoort bij werken. Maar je moet je eigen brood verdienen.’ Ikzelf had ook nog nooit met bakstenen gewerkt of gemetseld, maar ik heb het wel gedaan.” Zo verschenen er honderd huizen in het dorp.
De mannen vielen terug in ledigheid. Maar priester Koenraad zocht werk voor hen. Een bouwondernemer in het nabije stadje Fier klaagde over een tekort aan mankracht. “Volgende week heb ik honderd mensen voor je, zei ik.” Na een eerste schrik zei de man: “Laat ze maar komen.” Iedere dag gingen twee grote autobussen op en neer. “Zo hebben ze voor het eerst geld verdiend voor hun eigen familie.”
Verrassend effect
Na deze zegeningen kwam er een verrassend effect door dit diaconale werk. “De mensen in het dorp zeiden: We hebben overlegd met elkaar en denken: als er een organisatie is die zoveel goede dingen doet, moet het wel een goede organisatie zijn. Dus wij willen katholiek worden. Ik heb niet over het geloof gesproken. We moesten eerst kinderen redden, mensen redden. Maar ik schat dat 80 procent van de mensen onze motivatie hebben begrepen.”
Van Hershaver, door zijn Italiaanse collega “Dom Komrado” genoemd, bedankte de gulle gevers uit het westen met brieven. Dat deed hij niet per post, maar per fax. Terugblikkend: “Ik ben eigenlijk gekomen om een kerk op te bouwen, maar naast een kerk bouwen was er veel veel veel werk.”
146 dopelingen
Het meest verrassende zat nog wel in het staartje. Loopt het kerkbezoek in West-Europa grosso modo terug, in de Albanese hoofdstad Tirana niet. “Ik ben dolgraag hier, omdat we heel veel werk hebben. Hier komen elke zondag vijf- tot zeshonderd mensen, waarvan 25 procent jeugd. We zijn er fier op dat ze komen. Daar is het doopvont. Daar hebben we dit jaar al 146 dopen gehad.” En dat in een land waar de meeste mensen moslim zijn!
Een jongeman met een rugtas is een illustratie van wat de pastoor zegt. Hij wacht al een kwartier geduldig. “Dit gebeurt zonder einde”, aldus de zielzorger. Na het gesprek verdwijnt hij met de jongeling in het biechthok. En na hem nog een jonge vrouw. Mijn Albanese “Goed weerziens” beantwoordt hij met een Vlaams: “Tot ziens.”

Verhalen uit het werkveld
Gijsbert en Jenneke Wolvers voelen zich geroepen kinderen in Albanië het Evangelie van de Heere Jezus Christus te vertellen. Dat deden zij eerst met hun kinderen, met kinderen in de klas en met de kinderen uit hun buurt. Nu in een land waar de meeste kinderen niets van het christelijk geloof weten. Werken in het Koninkrijk van God is een rode lijn in hun leven.





.jpeg?width=575&height=345&crop=212%2C284%2C1638%2C1229&format=jpeg&dpr=1.0&signature=e9797ca1347906ae2ffb24f80354c616498d92b9)


.jpeg?width=575&height=345&crop=14%2C276%2C2034%2C856&format=jpeg&dpr=1.0&signature=5e92f7c7e176d8518eec64f2d8522fad7bf5d619)